Interview

‘De onderlinge aanmoediging bij het NIAS was hartverwarmend’

Sanne de Boer was in het voorjaar van 2024 journalist-in-residence bij het NIAS. In haar eerste boek Mafiopoli onderzocht ze de ’Ndrangheta, de meest internationaal vertakte maffia van Italië. Bij het NIAS werkte ze aan een tweede boek waarin ze dilemma’s in de strijd tegen de internationale georganiseerde misdaad bekijkt tegen de achtergrond van andere urgente mondiale problemen. In dit verslag lees je hoe Sanne haar tijd bij het NIAS heeft ervaren.

Foto: Sacha de Boer

15 augustus 2024
15 augustus 2024

Het klinkt bevoorrecht, en misschien zelfs een beetje pretentieus, om ‘journalist-in-residence’ te mogen zijn bij het NIAS, een interdisciplinair instituut van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen. Helemaal voor wie bekend is met de achtergrond van het instituut. Voor wie die niet kent een korte inleiding: het inmiddels wereldwijde academische fenomeen Institute of Advanced Study is al bijna een eeuw oud. Het eerste IAS ontstond begin jaren dertig op het terrein van Princeton in de Verenigde Staten. Academische vrijheid werd met de opkomst van het fascisme op een steeds beklemmender manier bedreigd, en wetenschappers die Europa moesten ontvluchten waren welkom aan het Amerikaanse instituut. In de tweede helft van de vorige eeuw volgden meer instituten naar hetzelfde IAS-model in de VS (o.a. bij Stanford en Harvard), in Europa (Nederland, Duitsland, Frankrijk en Zweden), Israël en Zuid-Afrika. Op de lange lijst van voormalige IAS-fellows staan imponerende namen: Albert Einstein, Robert Oppenheimer, Joseph Stiglitz, Noam Chomsky. Tientallen Nobelprijswinnaars werkten er aan onderzoek en publicaties – niet alleen exacte wetenschappers, maar ook bijvoorbeeld dichters zoals T.S. Eliot.

Aan het NIAS komen per jaar in totaal ongeveer vijftig onderzoekers in de social sciences and humanities samen. Een vast aantal plekken wordt toegewezen aan safe haven fellows die vanwege de oorlogen in Oekraïne en Gaza hun land moeten ontvluchten. Het merendeel van de academici werkt gedurende een semester aan een individueel project, maar er zijn ook een aantal kleine groepjes die nauw met elkaar samenwerken. En elk semester mogen er drie buitenstaanders naar een plek solliciteren: een kunstenaar, een schrijver – en dus ook een journalist. Bezield, bijna koortsachtig schreef ik tijdens een snikhete zomer in Italië mijn projectvoorstel. Deze kans wilde ik grijpen: een eigen kantoortje op fietsafstand van mijn Amsterdamse thuis, uitwisseling met een internationale groep onderzoekers, dagelijks verzorgde lunches én vijf maanden financiële rust.

De tekst gaat hieronder verder.

"Wil je in een inspirerende omgeving 5 maanden werken aan een groot journalistiek project? Denk je dat jouw project gebaat is bij de uiteenlopende specialisaties en perspectieven van onderzoekers – veelal wetenschappers – uit binnen- en buitenland? Nu heb je de mogelijkheid een beurs aan te vragen voor een journalistieke residentie bij het NIAS."
Start hier je aanvraag

Toen ik hoorde dat mijn projectvoorstel door het NIAS en het Fonds BJP was uitgekozen, voelde ik me de koning te rijk. Maar met het naderen van het begin van mijn fellowship kwam plotseling ook koudwatervrees. Als freelancer was ik eraan gewend geraakt een einzelgänger te zijn en mijn eerste boek had ik grotendeels in weloverwogen afzondering in Zuid-Italië geschreven. Nu staarde ik naar het contract dat ik voor mijn verblijf aan het NIAS had getekend. Ik had me verbonden aan minstens vier dagen per week op een kantoorplek waar ik nog geen voet binnen had gezet en met mensen die ik nog nooit had ontmoet… Wat als ik me hier totaal niet thuis zou voelen en dit de vijf langste maanden van mijn werkende leven zouden worden?

Begin februari 2024 maakte ik eindelijk kennis met mijn mede-fellows. Onder hen zeer bereisde Nederlandse antropologen die samen met een Amerikaanse sociologe en professor in creative writing de menselijke dilemma’s doorgronden van het werken in de wereldwijd groeiende beveiligingssector. Een Nigeriaanse literatuurwetenschapper die haar licht schijnt op de milieuvriendelijkheid van Yoruba-tradities. Een scherpzinnige Texaan die, thuis geraakt in het Midden-Oosten, als mediawetenschapper de beeldvorming rond Palestina onder de loep neemt. Een Duitse antropologe die zich inzet voor het welzijn van daklozen en voor haar veldonderzoek ook zelf langdurig op straat heeft geslapen. Een Braziliaanse die zich bezighoudt met de kracht van kunst in politieke protestbewegingen. Een Nederlandse literatuurwetenschapper die de invloed van kolonialisme op het gevangeniswezen aantoont. Een Oekraïense jurist die zich buigt over dringende vragen rond landrechten en voedselveiligheid. Een Rus die voor het onafhankelijke mediaplatform Mediazona documentaires maakt over politieke repressie en mensenrechtenschendingen. En dan nog ongeveer vijftien nagenoeg stuk voor stuk breed geïnteresseerde, kritische geesten met intrigerende wetenschappelijke carrières in de taalkunde, geschiedenis, sociologie en politicologie. Vooral de aardsheid en het grote gehalte aan zelfspot van deze enorm diverse groep stelde me direct gerust.

Zo uiteenlopend als onze onderzoeksprojecten waren, zo herkenbaar waren de storende factoren waarmee we gewend waren te worstelen. Van sommige waren we tijdelijk verlost: academici werden tijdens hun NIAS-fellowship vrijgesteld van lesgeven om zich volop te kunnen richten op werk waar ze écht nieuwsgierig naar waren. Ikzelf hoefde deze maanden niet bij te klussen en kon me wijden – overigens in een fijne, rustige eigen kamer – aan het onderzoek voor een nieuw boek. Natuurlijk eisten uiteenlopende verplichtingen nu en dan onze tijd en aandacht op, maar tijdens de dagelijkse lunches en wekelijkse seminars bleken we vooral ook herkenbare creatieve dilemma’s en al of niet door onszelf opgelegde twijfels het hoofd te moeten bieden. Hoe konden we mensen het beste met ons werk bereiken? Wanneer lieten we onze eigen stem en ons gevoel van urgentie te luid doorklinken in ons werk? Wanneer werden we teruggefloten als te ‘politiek’ en wanneer deden we onze lezers juist tekort met te vrijblijvende conclusies? Hoe konden we onze behoefte aan autonomie de ruimte geven en de vaak benauwende professionele kaders en conventies doorbreken? Doordat we ook deze vragen dagelijks met elkaar bespraken, werd het duidelijk hoe waardevol het was om deel uit te mogen maken van deze groep. De onderlinge aanmoediging was hartverwarmend.

In lijn met wat ik had gehoopt, was het verrijkend voor mijn onderzoek om kennis te maken met theoretische kaders en actuele discussies binnen vakgebieden als antropologie, mediawetenschappen en cultural analysis. Maar daarnaast bracht de ervaring van het NIAS me onverwacht veel goeds en inspirerends op sociaal en creatief gebied. Met de meesten van deze mensen had ik nog veel meer tijd willen doorbrengen. Gelukkig blijven een aantal van hen in de buurt, anderen zijn alweer teruggereisd naar verre werelddelen. Niet alle internationale fellows konden terugkeren naar hun thuisland: de Oekraïense landrechtswetenschapper en de Russische filmmaker moesten allebei opnieuw een tijdelijke plek zien te vinden om (relatief) veilig te kunnen wonen en werken. Het weemoedig makende afscheidsfeest doordrong me van de bevoorrechte positie waarin ik ook buiten het NIAS met mijn werk kan verdergaan.

NIAS-residentie voorjaar 2025

Ook in 2025 bieden we een journalist de kans om vijf maanden (februari t/m juni 2025) te werken aan een groot journalistiek project. Of dat nu uitmondt in een podcast, documentaire, artikelenreeks, boek of multimediapublicatie. Denk je dat jouw project gebaat is bij de uiteenlopende specialisaties en perspectieven van onderzoekers – veelal wetenschappers – uit binnen- en buitenland? Twee keer per jaar heb je de mogelijkheid een beurs aan te vragen voor een journalistieke residentie bij het NIAS, een onderzoeksinstituut in Amsterdam op het gebied van de geesteswetenschappen en sociale wetenschappen. De deadline voor het indienen van een aanvraag voor de NIAS-residentie in het voorjaar van 2025 is maandag 9 september.

Heb je vragen of wil je sparren over je onderzoeksplan? Neem contact op met Tom Springveld via projectsubsidies@fondsbjp.nl.